Afgelopen voorjaar, op 21 maart, sprak Chris Doude van Troostwijk op het nationale symposium « Klimaat en Krijgsmacht ». De bijeenkomst was georganiseerd door de Protestantse en Rooms-Katholieke Geestelijke Verzorging binnen het Nederlandse Defensie-corps in samenwerking met PAX. De dag stond het voorzitterschap van Prof. Dr. Fred van Iersel, bijzonder hoogleraar vraagstukken geestelijke verzorging, religie en ethiek in de krijgsmacht. Andere sprekers waren Generaal-majoor Nico van der Zee, directeur veiligheid binnen de Bestuurstaf, Mgr. Dr., Gerard de Korte, bisschop te Den Bosch, Ds. Karin van den Broeke, voormalig preses van de Generale Synode van de PKN; Prof. Dr. Mirjam van Reisen, Hoogleraar International Relations, Innovation and Care; Dr. Louise van Schaik, Afdelingshoofd van het Sustainability Centre Clingendael, en Wim Zwijnenburg projectleider Humanitarian Disarmament » bij de vredesorganisatie PAX.
Tachtig procent van de wetenschappers is er inmiddels van overtuigd dat de opwarming van de aarde van menselijke makelij is. De andere twintig heeft 20 maart 2019 op het Forum voor Democratie gestemd. Die opwarming heeft inderdaad al catastrofale gevolgen: verstoring van het ecologisch evenwicht enerzijds, en daarmee samenhangend globale migratiestromen anderzijds. Alleen, de oplossing bestaat niet uit struisvogelpolitiek. De oplossing bestaat uit wat ik, met Jean-Pierre Dupuy, zal noemen teleologisch catastrofisme.
Nu het eind van de wereld zo nabij is, waarom wordt er dan zo zuinig op deze apocalyptische profetieën van de wetenschap gereageerd? Waarom kruipen we met Jona, collectief onder de vijgenboom op de berg, om toe te zien hoe Nineve, hier de eigen biotoop, definitief te gronde gaat? Waar komt onze lethargie, onze “na-mij-de-zondvloed” houding vandaan? En hoe, oog in oog met het uur U, haar te doorbreken? Dat is mijn vraag.

Gelukkig dient de krijgsmacht nolens volens ons milieu. Bijvoorbeeld, decennialang was de grensstrook tussen Deutsche Bundesrepublik en de Deutsche Demokratische Republik verboden terrein voor gewone stervelingen. Militairen begroeven er hun landmijnen, groeven er hun schuttersputjes, en dit gegroefde land werd allengs teruggenomen door de natuur. Eekhoorns, wolven, zwartzadelvlinders en orchideeën kruis er elkaars paden zonder enige inmenging van de mens. Dat alles dankzij de krijgsmacht. Gemilitariseerde zones zijn ge-de-humaniseerde zones. Is dat geen goed bericht voor moedertje milieu?
De anekdote is niet cynisch bedoeld. Ze sluit perfect aan bij het plan Strategie Nationale veiligheid uit 2007, waarin defensie vijf nationale veiligheidsbelangen heeft verwoord. Voor de formulering van het vijfde veiligheidsbelang, het ecologische, vraag ik uw aandacht.
“Het beschikken over voldoende zelfherstellend vermogen van de leefomgeving bij aantasting van het milieu. De ecologische veiligheid kan in het geding komen door bijv. verstoringen in het beheer van het oppervlaktewater, maar ook door klimaatveranderingen.”
Beide zinnen bieden een symptomatische paradox die te denken geeft.
Paradox 1: nationale eco-actie, internationale eco-dreiging
Beginnen we bij de laatste zin: “De ecologische veiligheid kan in het geding komen door bijv. verstoringen in het beheer van het oppervlaktewater, maar ook door klimaatveranderingen.” Verstoring in het waterbeheer. Dat kennen we uit Neerlands nationale mythe. Beelden van zandzakken sjouwende militairen in het gevecht tegen de zee. Worden de klimaatveranderingen tot inzet van het ecologische veiligheidsbelang verheven, dan verstomt de nationale heroïek. Zandzakken sjouwen wordt water naar de zee dragen, wanneer buurlanden en uiterste verre buren maar doorgaan met het produceren van hun broeikasgassen! De zee kunnen we met dijken en golfbrekers bedwingen. De roetwolken in de stratosfeer niet.
De eerste paradox is dus dat het ecologisch veiligstellen van de nationale territorium ecologisch afhangt van het wel en wee van de globale leefomgeving. Oog in oog met de milieuproblematiek loopt nationaal veiligheidsbelang geruisloos over in globaal veiligheidsbelang. Coöperatie is mooi, maar dan dient het gevoel van ecologische urgentie wereldwijd wel gedeeld te worden. Daartoe dient de krijgsmacht waarschijnlijk voorlopig toch nog stok achter de deur te blijven. Doen de globale partners niet mee met het terugdringen van de CO2-uitstoot, dan kan het moment komen dat we tanden moeten laten zien. Think global, act local, was lange tijd de slogan. Omwille van het ecologische, nationale veiligheidsbelang kunnen we haast niet anders dan de boel omdraaien. Think local – denk aan het belang van de eigen natie –, en dus: act global – dwing overal ter wereld nationale ecologiemaatregelen af. De ecologische catastrofe plaatst ons voor vele totalitaire en autoritaire verleidingen, die niet bepaald stroken met democratische waarden en met de principes van soeverein, statelijke zelfbeschikking.
Paradox 2: passief doen door pro-actief te laten
“Het beschikken over voldoende zelfherstellend vermogen van de leefomgeving bij aantasting.” Wat een enormiteit! “Beschikken over” vereist een proactieve instelling: bezitten, meester zijn, besturen. “Zelfherstellend vermogen” wijst daarentegen op het laten gebeuren, op de autarkie van natuur en milieu, op het resiliëntie-vermogen van bijvoorbeeld dat “militärische Sperrgebiet” van de DDR. Het zelfherstellende vermogen van het milieu dat ons omgeeft kunnen we wellicht constateren, misschien zelfs wat faciliteren, maar we kunnen het niet produceren. Ons doen zal hier een niet-meer-doen moeten worden.
Maar, “iets doen door het te laten”, zijn we daartoe nog in staat? Past dat nog in ons moderne wereldbeeld? Ik vrees van niet. Wij zijn het teleologisch denken à la Aristoteles verleerd. We hebben het cartesiaans vervangen door een bekrompen, technicistisch wensdenken. Voor Aristoteles heeft elke handeling of gebeurtenis een begin en midden en een einde. Het begin vereist een werkoorzaak: de trap tegen de bal. Het “midden” vereist van hij respectievelijk “vorm- en stofoorzaak” noemt: de ronde, rubberen bal moet er zijn, wil er überhaupt iets aan het rollen gebracht worden. Het “einde” vereist een “doeloorzaak”. Als de bal weer stil ligt, is het proces afgelopen. Dan kunnen we terugkijkend vaststellen dat het bereikte punt blijkbaar het voorgegeven “doel” van deze beweging is geweest.
Dat omkijken vanuit de toekomst, – de futur antérieur – dat zijn we verleerd. We projecteren onze doelen in een per definitie open toekomst. Wij leggen de maat op. De natuur moet zich maar conformeren. We zijn niet meer in staat om op voorhand terug te kijken en het doel van een gebeuren of een handeling organisch te zien oprijzen uit het proces zelf.
Het perspectief: de urgentieklokken gelijk zetten
Om de urgentieklokken overal ter wereld en ook binnenslands gelijk te zetten, uit de urgentiedifferentie te komen, moeten we weer teleologisch leren denken. Ik bedoel niet apocalyps en eschatologie, niet de openbaringen van Johannes en ook niet profetieën van het Lam. Ik pleit voor een teleologisch catastrofisme. Dat is denken vanuit een onmogelijke toekomst naar het nog mogelijke heden toe.
Het gaat niet om eschaton, niet om voleinding. Je moet wel heel cynisch zijn om het einde van de mensheid als de voleinding van de mens te waarderen. Transhumanisten zijn met hun technicistisch optimisme zulke cynici. Als de mens in zijn huidige gedaante de ecologische crisis niet zal overleven, dan moet hij dat maar doen als semi-robot, een Übermensch. Het gaat ook niet om “apocalyps. Geen onthulling, revelatie, openbaring van een waarheid. Maar er valt niets te onthullen, als er geen mensen meer zijn om iets aan te onthullen.
Wat we nodig hebben is een teleologisch catastrofisme. Teleologie zonder transcendentie. Pure immanente teleologie, of zo u wilt, negatieve teleologie of, nog chiquer, een teleologische entropie – de maat van wanorde (en dus de mateloosheid) en de afname van bruikbare energie waarop elk systeem uitloopt. We moeten ons bevrijden uit de technicistische blikvernauwing, maar we moeten tevens theologische – en teleologisch-apocalyptisch-eschatologische – geestverruiming zien te voorkomen. We hebben nodig, wat de filosoof Hans Jonas noemde, een heuristiek van de angst.
Jonas’ vriend, Günther Anders, minder bekend maar minstens even interessant, schreef een midrash om die heuristiek uit te leggen. “Aartsvader Noach was het beu om elke dag weer onheilsprofeet te spelen, en telkens weer de catastrofe te moeten voorspellen die zich maar niet voordeed en die door niemand echt serieus werd genomen. Op een dag hult hij zich in een oude zak, strooit as op zijn hoofd en gaat de stad in. Snel verzamelt zich een nieuwsgierige schare mensen om hem heen. Is er iemand dood? En wie dan?, wil men weten. Velen zijn dood, legt Noach uit, en hij voegt eraan toe, tot groot vermaak van de omstanders, “jullie zijn die doden”. Hilariteit alom, en dan willen ze weten, wanneer die grote catastrofe dan wel plaats gevonden had. En Noach antwoordde: “Morgen”. “Na morgen, vervolgde hij filosofisch, zal de zondvloed iets zijn dat zal hebben plaatsgevonden. En als die zondvloed zal hebben plaatsgevonden, dan zal niets van wat nu is hebben bestaan, omdat er niemand meer zal zijn om zich dat te herinneren. En als er niemand meer zal zijn, dan zal er ook geen verschil meer zijn tussen de doden en zij die hen betreuren. Daarom ben ik hier voor u verschenen, om de tijd om te draaien. Ik wil vandaag reeds mijn plicht doen en de doden van morgen betreuren, voordat het te laat is.” Noach keerde huiswaarts, en ’s avonds klopte de eerste timmerman op zijn deur. Of hij kon helpen de ark te bouwen. Er volgden er al gauw meer, opdat de voorspelling van Noach zou lijken een valse voorspelling te zijn.”
Om de catastrofe af te wenden, moeten we nu al over ons eigen lot treuren. Stellig doen alsof ze onafwendbaar is. Want we kunnen ecologische kennis, statistieken, prognoses en extrapolaties verzamelen tot we erbij neervallen. Het zal niet genoeg zijn, om ons van de ultieme urgentie ervan te overtuigen en tot radicale daden aan te zetten. Ons technicistische geloofssysteem maakt ons er ongevoelig voor. Anders zal het Forum voor Democratie het wel weer beter weten.Liever gaan we dweilen met de kraan open, dan de kraan dicht te draaien. Er zullen compromissen komen, amendaties, wetenschappelijke contra-expertises en de diesel zal, in bepaalde gevallen, worden uitgebannen. A l die handelingen verrichten we vanuit ons geloof in de techniek, en we doen ze als rituelen om, omgekeerd, dat technicistische geloof te bevestigen en te schragen.
Oog in oog met de catastrofe is het “Yes -we can” optimisme dodelijk. Alleen een shock-therapie kan hier ng helpen om, op nationaal en op globaal niveau, de urgentieklokken gelijk te zetten. Alleen als we ervan doordrongen raken dat het waar is dat de wereld aan vlijt ten onder gaat, alleen dan zullen we uitroepen, niet alleen “dat kan niet waar zijn”, maar “dat mag niet waar zijn”. Dan zien we ons als Jona op de berg de ondergang van Nineveh zitten afwachten. Alsof de berg buiten Nineveh ligt! Alsof wij er nog zijn, als de natuur opnieuw over de botten en kadavers van de mensheid voortwoekeren zal. Alsof wij dan, dankzij ons ecologisch veiligheidsbelang zullen “beschikken over voldoende zelfherstellend vermogen van de leefomgeving bij aantasting van het milieu”, waarmee we zelf, solidair, ren onder zullen zijn gegaan. Dat was een futur antérieur.
CDvT; 21/03/2019; Luxembourg-‘t Harde